|
||||||||
|
Heel, héél af en toe gebeurt er in ons kleine landsdeeltje bij de Noordzee iets muzikaals, waar we meer dan een beetje van onder de indruk komen en kijk, bij het einde van dit eerste echte Post-Covid-jaar krijgen we hier het debuut voorgeschoteld van Malvin Moskalez, songwriter uit het Gentse, met voor de burgerlijke stand een veel minder aansprekende naam -hij heet gewoon Nico Goethals- dan de nom de plume die de hoes van zijn debuutplaat siert. Die is dan weer een samentrekking van de namen van ’s mans beider grootmoeders, maar die passen vanwege de fijne alliteratie perfect bij elkaar. Het levensverhaal van Malvin klinkt redelijk ongewoon: de man was redelijk zorgeloos met zijn muziekjes bezig, toen hij zeventien jaar geleden met zijn brommer overhoop gereden werd door een dronken chauffeur-met-auto. Resultaat: onderbeen kwijt en dus “gehandicapt”. Dat zoiets veel zwartheid in een mensenleven dropt, kan elk weldenkend mens zich inbeelden, maar de vele vormen van muziek, waarin Malvin zich uitdrukt en uitleeft, brengen toch enig soelaas en, ondanks jarenlange pijnlijke revalidatie, krijgt hij zijn leven toch weer op de rails. Dat uit zich ondermeer in een nieuwe relatie en in het optreden in Gentse cafés, helemaal in zijn uppie, met slechts een gitaar en zijn liedjes als argumenten om beluisterd te worden. Die twee dingen én een stem, waar je onmogelijk naast kunt luisteren, trekken op een bepaald moment de aandacht van Steven De bruyn, een man waarvan we allemaal weten dat hij een stel oren heeft, die in staat zijn elk beetje finesse te ontdekken. De twee raken aan de praat en het resultaat is dat Steven biedt zijn diensten aan als producer van de op komst zijnde debuutplaat. Deze dus. Dat “en passant’ ook Géraldine Capart mee in het project stapt, is méér dan een gelukkig toeval: deze grote dame is al heel lang de klankvrouw van De Bruijn en uit haar studio Détours in Sint-Joost-ten-Node kwam al heel fraai opgenomen werk, dat telkens weer opvalt door de soberheid en het oor voor de essentie van wat de muzikant te vertellen heeft, maar dit terzijde. Steven en Malvin kampeerden enkele dagen in de studio en namen daar de elf tracks op die dit behoorlijk verpletterend debuut vormen: dat zijn stuk voor stuk in valse eenvoud gedrenkte schilderijtjes, waarin Malvin pijn, isolatie, verdriet en donkerte afwisselt met hoop en sterkte en daarmee -en met heel af en toe wat harmonicawerk en pedalengestoei van Steven- een plaat op de wereld loslaat, die niemand -en ik wik mijn woorden- onberoerd kan laten. Hier is een man te horen, die de diepste der dalen heeft gezien, maar die tegelijk ook in staat is om vooruit en omhoog te kijken en elk sprankeltje licht en lucht te capteren. Hij doet dat middels liedjes, die ongelooflijk sterk en pakkend zijn en waarvoor je alleen het epitheton “doorleefd” van stal kunt halen. Dat wordt overigens ook fraai visueel getoond: de hoesfoto is van Stephan Vanfleteren en als die mens een portret maakt, dan zie je meteen de echte persoon, of het nu om vissers, kompels of muzikanten gaat. (Dani Heyvaert)
|